Ten Oosten van Eden - Europa, Iran en Israel

Gepubliceerd op 15 juli 2025 om 12:57

Inleiding

De huidige reflex vanuit de conservatieve hoek om onvoorwaardelijk achter Israël te staan in diens felle retoriek en militaire confrontatie met Iran is een strategische vergissing. Vanuit een filosofisch beschouwend perspectief – namens Feniks – betogen we dat oorlog of regime change in Iran averechts werkt voor Europa. Ondanks de begrijpelijke sympathieën van Vlaams–Nederlandse conservatieven voor Israël, moeten we nuchter erkennen dat een escalatie met Iran Europa’s eigen belangen schaadt. Eerdere Westerse interventies in het Midden-Oosten, van Irak tot Libië en Syrië, hebben immers geen orde gebracht, maar chaos, vluchtelingenstromen en extremisme. Het is daarom moreel én strategisch onverantwoord dat Europese stemmen een regimewissel in Teheran aanmoedigen. We moeten ons opnieuw bezinnen op geopolitieke realiteiten: op de tegenstelling tussen landmachten en zeemachten, op Europa’s plaats daarin, en op de noodzaak om los te komen van de agenda’s van thalassocratieën (maritieme wereldmachten) zoals de VS, het VK en Israël. Dit betekent ook eerlijk durven kijken naar de dubbele standaard waarmee het Westen omgaat met internationaal recht en humanitaire waarden. Alleen met zo’n kritische zelfreflectie kan de rechterzijde haar principes – zoals stabiliteit, soevereiniteit en beheersing van migratie – werkelijk trouw blijven.

 

Lessen uit recente interventies

Voordat we inzoomen op Israël en Iran, kijken we naar de recente geschiedenis van buitenlandse interventies. Deze dienen als waarschuwing. Irak werd in 2003 binnengevallen met als doel een tiranniek regime te verwijderen en democratie te brengen. Het resultaat? Een langdurige burgeroorlog, de opkomst van ISIS, honderdduizenden doden en een land in puin. De machtspolitiek van Washington creëerde “één van de ergste geopolitieke rampen in decennia” – een vacuüm waarin sektarisch geweld welig tierde. Libië onderging in 2011 hetzelfde lot: het Westen hielp Khadaffi te verwijderen zonder plan voor de toekomst. Het gevolg was de instorting van de Libische staat, een tweede burgeroorlog en een wetteloos gebied dat extremisten en mensensmokkelaars vrij spel gaf. Extremistische milities, wapens én vluchtelingen stroomden via het failliete Libië naar omringende landen en zelfs Europa. Syrië was niet veel anders: Westerse steun aan zogenaamde rebellen en de escalatie tot een proxy-oorlog leidden tot meer dan een half miljoen doden en miljoenen ontheemden, waarvan miljoenen Syriërs als vluchteling hun toevlucht zochten in Turkije, Libanon en Europa. De Syrische steden veranderden in ruïnes; de chaos voedde terrorisme en dreef een ongeziene migratiestroom richting het Europese continent. En laten we Afghanistan niet vergeten: na twintig jaar oorlog vertrokken de NAVO-troepen in 2021, waarop prompt de Taliban weer de macht grepen. Dit “kerkhof van imperia” kostte westerse landen duizenden soldatenlevens, biljoenen euro’s, en eindigde in een vernederende aftocht. Bovendien ontstond onmiddellijk een nieuwe vluchtelingencrisis toen tienduizenden Afghanen het land ontvluchtten voor het Taliban-regime.

Deze harde lessen tonen een patroon: buitenlandse interventies en gedwongen regimewissels brengen geen stabiele democratie, maar instabiliteit en humanitaire rampen. Ze ontwrichten hele regio’s, creëren machtshiaten die door jihadisten worden opgevuld, en zetten massa’s mensen op de vlucht. Voor Europa heeft dit directe gevolgen. De golven van asielzoekers uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika doorbreken de sociale cohesie van Europese landen – iets waar juist de rechterzijde zeer gevoelig voor is. De Europese bevolking heeft immers de naschokken gevoeld: denk aan de vluchtelingencrisis van 2015 die mede het gevolg was van de oorlog in Syrië, of de instabiliteit in de Sahel die via Libië’s open grenzen ook Europa raakt. Wanneer Europese rechtse partijen dus roepen om harde acties tegen Iran of steun uitspreken voor Israëlische oorlogszucht, moeten ze beseffen dat ze daarmee hetzelfde recept volgen dat ons al chaos en migratiedruk opleverde. Het is contraproductief en kortzichtig: men zaait militair avontuur, maar oogst onveiligheid en ongewenste immigratie.

 

Geopolitiek: landwolven versus zeewolven

Om de huidige spanningen tussen Israël en Iran echt te begrijpen, is een geopolitieke bril onmisbaar. In het begin van de 20e eeuw identificeerden denkers als admiraal Alfred Thayer Mahan en de Britse geograaf Halford John Mackinder een fundamentele tegenstelling in de wereldpolitiek: die tussen thalassocratieën (zeemachten) en tellurocratieën (landmachten). Mahan, een strateeg van de Amerikaanse zeemacht, stelde dat maritieme grootmachten hun positie alleen konden veiligstellen door de expansiedrang van dominante landmachten in te dammen. Rusland was destijds de landmacht bij uitstek die door een coalitie van zeemogendheden (waaronder toen zelfs de VS, Groot-Brittannië en Japan) in toom gehouden moest worden, zodat het niet onbeperkt toegang tot de wereldzeeën zou verwerven. Mackinder borduurde voort op dit idee en vatte de wereldgeschiedenis op als een permanente confrontatie tussen land en zee. In zijn beroemde “Heartland”-theorie (1904) betoogde hij dat wie over het kernland van Eurazië heerste – een uitgestrekt gebied in Centraal-Azië – uiteindelijk de controle over de wereld kon verkrijgen. De zeemachten (het “wereld-eiland” van Groot-Brittannië, de VS, Japan, etc.) trachtten daarom dat Heartland te omsingelen en de landmacht de toegang tot de oceanen te ontzeggen. Mackinder sprak in beelden van “landwolven” en “zeewolven” die om de macht strijden. Deze metafoor – roofdieren op land tegenover roofdieren op zee – staat symbool voor een diepgaande geopolitieke realiteit die vandaag nog steeds doorwerkt.

Ook andere denkers, zoals de Duitse geopoliticus Karl Haushofer en jurist Carl Schmitt, onderschreven deze dichotomie. Schmitt wees erop dat wereldmachten telkens gegroepeerd waren rondom deze twee polen, en hij introduceerde het begrip Grossraum: grote continentaal-georiënteerde ruimtes die zich moesten onttrekken aan de inmenging van maritieme imperia. In hun visie zou Europa alleen werkelijk soeverein kunnen zijn als het een eigen continentale machtsruimte vormde, zelfvoorzienend en vrij van Anglo-Amerikaanse zeemachtinvloeden. Dit idee van een groot Euraziatisch blok – een as Berlijn-Moskou, eventueel aangevuld met Aziatische grootmachten – stond lijnrecht tegenover de Angelsaksisch strategie van “verdeel en heers” via zeehegemonie. Inderdaad paste de VS tijdens de Koude Oorlog precies die anaconda-strategie toe die Spykman en Brzeziński hebben uitgewerkt: het insnoeren van het Euraziatisch continent langs de randen (het zogenaamde Rimland), via bondgenootschappen en militaire bases van Europa tot in Oost-Azië. Alles met het doel te voorkomen dat een vastelandmacht als Rusland of China ongehinderd zou opkomen en de wereldorde zou domineren.

Wat heeft dit te maken met Israël en Iran? Welnu, Israël is in geopolitieke zin een vooruitgeschoven post van de Westerse zeemachten in het hart van het Midden-Oosten – een regio die zelf deel uitmaakt van het Euraziatische kerngebied. Vanuit het perspectief van Washington en Londen fungeert Israël als een strategisch bruggenhoofd om continentale aspiraties van regionale landmachten tegen te gaan. Zo hield Israël decennia lang Arabische nationalistische regimes (zoals Nasser’s Egypte of Ba’athistisch Syrië) in bedwang, die soms neigden naar alliantie met Sovjet-Rusland. Vandaag ziet Israël in Iran de grote landmachtelijke bedreiging: een uitgestrekt, invloedrijk land dat niet onder Amerikaanse zeedominantie wil vallen en nauwe banden smeedt met andere landmachten, zoals Rusland en China. De vijandschap tussen Israël en Iran overstijgt daardoor het narratief van louter religie of ideologie – het gaat hier om een clash tussen thalassocratie en tellurocratie op regionaal niveau. Iran is, geografisch en historisch, een typische landmacht: centraal gelegen, moeilijk te veroveren (zoals menig imperium heeft ondervonden), met een beschaving die geworteld is in het hart van het werelddeel. Israël daarentegen is klein en zelf geen zeemacht, maar het is verweven met de belangen van de mondiale zeemachten (de VS en in mindere mate het VK). Het land profiteert van Westerse vlootbescherming, militaire hulp en diplomatieke dekking op het wereldtoneel – en in ruil daarvoor ondersteunt het impliciet de Anglo-Amerikaanse dominantie in de regio.

Continentaal Europa bevindt zich binnen krachtenveld in een spagaat. Enerzijds is West-Europa traditioneel bondgenoot van de maritieme wereldmachten (denk aan de NAVO, trans-Atlantische partnerschap, etc.). Anderzijds is Europa zelf feitelijk een schiereiland van het Euraziatische continent – een landmacht op zich, met vitale belangen bij stabiliteit op het nabije vasteland (van Oost-Europa tot het Midden-Oosten). De vraag dringt zich op: moet Europa blind de lijn van Washington en Londen blijven volgen, zelfs waar die lijn tot confrontatie en chaos leidt vlak naast onze deur? Of durft het zich te heroriënteren en meer in termen van continentaal zelfbelang te denken? De geschiedenis leert dat Angelsaksische zeemachten er baat bij hadden het Euraziatische vasteland verdeeld en zwak te houden. “Verdeel en heers” op het land, en “heers over de golven” was hun devies. Zo steunde de VS in de jaren ’80 islamistische strijders in Afghanistan om de Sovjet-Unie te ondermijnen – met de Taliban en Al-Qaeda als uiteindelijk bijproduct. Zo bemoeiden de VS en bondgenoten zich langdurig met regimewisselingen en revoluties in het Midden-Oosten, steeds om ongehoorzame regeringen te vervangen door pro-Westerse. Maar voor Europa pakte dat zelden goed uit: de ene na de andere brandhaard veroorzaakte nieuwe instabiliteit vlakbij.

In het Israëlisch-Iraans conflict zien we nu hetzelfde scenario zich aftekenen. Israël – samen met Amerikaanse neoconservatieven – dringt al jaren aan op harde actie tegen Iran, variërend van strenge sancties tot mogelijke militaire aanvallen op Iraanse nucleaire installaties. Er gaan zelfs stemmen op (vooral in Washington en Tel Aviv) voor “regime change” in Teheran, in de hoop een pro-Westers bestuur te installeren. Dit is echter een gevaarlijk spel: Iran is geen zwakke pion, maar een trotse beschavingstaat van 92 miljoen inwoners, met een bevolking die zich – juist door externe dreiging – vaak achter hun regime schaart uit patriottisme. Een oorlog met Iran zou vele malen destructiever en onvoorspelbaarder zijn dan die in Irak of Syrië. Een veel grotere bevolking met een sterkere wilskracht, net omwille van de theocratie én omwille van de aparte geschiedenis van het land. Bovendien zal er ook vanaf  begin veel steun zijn vanuit China en Rusland voor hun bondgenoot in het Midden-Oosten. Probeert de VS van buitenaf militaire steun te voorzien, dan heeft Iran de straat van Hormuz maar af te sluiten voor een enorme economische shockgolf te veroorzaken voor de wereldeconomie. We weten misschien waar we beginnen met zo een interventie of regime change, maar niet waar we eindigen.

Voor Europa zou zo’n conflict rampzalige gevolgen hebben: wegvallende olie- en gasleveranties, escalatie van terrorisme, mogelijke betrokkenheid van NAVO (met risico op grote oorlog), en onvermijdelijk een nieuwe exodus van vluchtelingen. Bij een ineenstorting van Iran zouden miljoenen Iraniërs bescherming zoeken, waarschijnlijk richting Europa. Dezelfde politieke partijen die nu pro-Israëlische taal spreken, zouden enkele jaren later geconfronteerd worden met de opvang van Iraanse vluchtelingen? Kortom, vanuit geopolitiek-strategisch oogpunt is het niet in het belang van continentaal Europa om Israël te volgen in zijn oorlogsdrift tegen Iran. Europa heeft belang bij stabiliteit in het Midden-Oosten, niet bij vuurhaarden. Als de rechtse partijen oprecht de grenzen willen bewaken en migratiestromen indammen, dan is het laatste wat ze moeten toejuichen een nieuwe grootschalige oorlog in de regio. In plaats daarvan zou Europa moeten investeren in diplomatie, conflictbeperking en economische banden, om zo het Midden-Oosten te helpen stabiliseren – wat op termijn migratiedruk vermindert.

 

Loskomen van thalassocratieën

Het voorgaande impliceert dat Europa zich moet bezinnen op zijn geopolitieke autonomie. Decennialang heeft West-Europa zijn buitenlandbeleid synchroon laten lopen met dat van Washington. De NAVO, waarin Amerika de toon zet, dicteerde de strategie: interventies in Afghanistan en Libië, confrontatie met vijanden van Israël, etc. Maar we bevinden ons nu in de 21e eeuw, met een verschuivende machtsbalans. Het VK heeft de EU verlaten; de VS richt zijn focus steeds meer op Azië (China). Continentaal Europa – zeker de kern rond Duitsland, Frankrijk, maar ook landen als België en Nederland – moet zichzelf afvragen welke koers in ons eigen welbegrepen belang is. De traditionele Anglo-Amerikaanse geopolitiek ziet Eurazië als een te beheersen risico (volgens de logica van Mackinder en Brzeziński). Maar voor Europa is Eurazië niet louter een abstracte theorie: het is onze buur en voor een deel ons thuis. Wij delen het continent met Rusland, Turkije, het Midden-Oosten. Onze economie is vervlochten met energie en grondstoffen uit Rusland en de Golf, met markten in Azië. Wanneer Anglo-Amerikaanse haviken pleiten voor confrontatie – of dat nu met Rusland in Oekraïne is, of met Iran in het Midden-Oosten – betalen wij Europeanen de zwaarste prijs: economische recessies door sancties en energiecrisissen, of sociale spanningen door vluchtelingenstromen.

Een losmaking van de thalassocratische belangen betekent niet dat Europa anti-Amerikaans zou moeten worden, wel dat het volwassen en onafhankelijk moet leren denken. We kunnen goede bondgenoten blijven, maar niet louter vazallen zijn. Europese regeringen dienen zich niet langer kritiekloos te scharen achter elk Amerikaans of Israëlisch initiatief dat zogenaamd in naam van “vrijheid en democratie” een ander land op de knieën wil dwingen. Want laten we eerlijk zijn: te vaak bleken die idealistische leuzen een dekmantel voor harde machtspolitiek. Hier is het nuttig om de woorden van de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington in herinnering te roepen. Huntington merkte op dat “het Westen de wereld niet won door de superioriteit van zijn ideeën of waarden of religie, maar door zijn superioriteit in het toepassen van georganiseerd geweld”. Westerse mogendheden – met de VS en vroeger Groot-Brittannië voorop – hebben hun belangen behartigd met militaire en economische macht, niet enkel met moreel gelijk. Dit inzicht is een wake-up call: Europa moet beseffen dat ook de huidige drang om bijvoorbeeld het Iraanse regime omver te werpen niets met “mensenrechten” of “democratie” te maken heeft, en alles met geostrategische dominantie. Als wij Europeanen werkelijk de principes van zelfbeschikkingsrecht en soevereiniteit hoog willen houden, moeten we het schenden van deze principes voor andere volkeren niet steunen, en misschien zelfs bekritiseren - – niet enkel als Rusland het doet in Oekraïne, maar ook als Israël of de VS het doet in het Midden-Oosten.

Zelfs de hoge vertegenwoordiger van de EU, Josep Borrell, gaf onlangs toe dat er sprake is van Westerse dubbele standaarden. In een opmerkelijke speech refereerde hij aan de kritiek dat Europa het leven van Oekraïense burgers ogenschijnlijk hoger acht dan dat van Palestijnse burgers in Gaza, en dat we schendingen van VN-resoluties door Israël door de vingers zien terwijl we Rusland sancties opleggen voor soortgelijke daden. Deze hypocrisie ondermijnt onze geloofwaardigheid en schaadt op lange termijn ook onze veiligheid. Want hoe kunnen we bondgenoten vinden in de rest van de wereld (bijvoorbeeld om migratie tegen te houden of terrorisme te bestrijden) als men ons ziet als selectief en hypocriet? Een continentaal-Europees buitenlandbeleid zou daarom gesteund moeten zijn op principiële consistentie en eigenbelang: geen blanco cheque meer voor Israëlische militaire avonturen, wél nadruk op diplomatie, economische samenwerking en conflictpreventie in onze buurregio.

 

Koloniaal karakter en Westerse hypocrisie

De zaak-Israël zelf verdient een kritische beschouwing, vooral binnen conservatieve kringen die doorgaans hechten aan historische continuïteit en principes van soevereiniteit. Het is een ongemakkelijke waarheid, maar Israël is geboren uit een koloniale logica. Het zionistische project kwam eind 19e eeuw op als een Europese kolonisatiebeweging: Europese Joden (en later ook uit andere delen van de wereld) trokken naar Palestina met steun van koloniale grootmachten als het Britse Rijk. Land werd verworven ten koste van de inheemse bevolking, vaak met dwang of na verdrijving. In 1948 riep men de staat Israël uit, wat gepaard ging met de Nakba – de verdrijving van ruim 700.000 Palestijnen van hun grond. Deze feiten zijn historisch goed gedocumenteerd en door eerlijke historici (waaronder Israëlische, de New Historians) erkend. Israël past in de rij van klassieke settler-koloniale staten zoals de VS, Canada, Australië: een nieuwkomersvolk dat een land bevolkt onder het mom van een historisch of goddelijk recht, de oorspronkelijke bewoners marginaliseert of verdrijft, en een eigen nationale mythe construeert om dit te rechtvaardigen.

Voor de Westerse rechterzijde, die doorgaans sceptisch staat tegenover kolonialisme- en slavernijschuldcultus, ligt kritiek op Israël vaak gevoelig. Immers, Israël wordt gezien als “Westers bondgenootje in een vijandige regio” en als een soort frontlinie tegen de islamitische dreiging. Maar hier dient zich een morele inconsistentie aan. Enerzijds verdedigen we het principe dat grenzen heilig zijn (denk aan hoe verontwaardigd men was over de Russische annexatie van Krim), anderzijds legt Israël sinds 1967 systematisch internationaal recht naast zich neer door bezet Palestijns gebied vol te bouwen met kolonisten. In de Westelijke Jordaanoever zijn inmiddels honderdduizenden Israëlische kolonisten neergestreken, wat volgens de Vierde Conventie van Genève illegaal is. Palestijnen leven er onder militaire bezetting, zonder burgerrechten. In Gaza zagen we recent nog hoe Israël als bezettingsmacht te werk gaat: collectieve bestraffing, blokkades, bombardementen die geen onderscheid maken tussen strijders en burgers. Toch zijn Westerse regeringen opvallend mild in hun reactie. Geen sancties, geen wapenembargo’s – in tegendeel, Israël krijgt vaak nóg meer steun als de internationale kritiek toeneemt. Deze uitzonderingspositie van Israël ondermijnt elk Westers beroep op waarden.

De oorzaak van deze Westerse plooibaarheid tegenover Israël ligt voor een deel in onze geschiedenis. Europa draagt een schuldcomplex jegens het Joodse volk vanwege de Holocaust. Dat diepe schaamtegevoel – vooral in Duitsland, maar ook breder in West-Europa – heeft geleid tot een terughoudendheid om Israël te bekritiseren, hoe terecht dat soms ook zou zijn. Direct na de Tweede Wereldoorlog was er bovendien veel sympathie voor de Joodse overlevenden en hun verlangen naar een eigen staat. Echter, deze begrijpelijke emotionele reflex is door de tijd heen bijna een dogma geworden: Israël krijgt een morele onschendbaarheid, als ware het boven de universele normen verheven. Europese politici durven zelden harde woorden te uiten over Israëlische misstanden uit angst om antisemitisch genoemd te worden of de Holocaust-herinnering te schenden. Dit “Shoah-schuldcomplex” wordt soms misbruikt – met name door de pro-Israëlische lobby – om kritiek te smoren en onvoorwaardelijke steun af te dwingen. Natuurlijk is waakzaamheid voor antisemitisme nodig, maar het kan niet zo zijn dat men om die reden wegkijkt van andere onderdrukte groepen of flagrante schendingen van mensenrechten goedpraat. Echte gerechtigheid hanteert slechts 1 maatstaf, of ze is niets.

Bijkomend is er de reële invloed van pro-Israëlische lobby’s in Europa. We kennen allemaal de macht van de Israël-lobby in Washington (AIPAC e.d.), maar ook in Brussel, Londen, Berlijn tot zelfs Den Haag zijn er goedgeorganiseerde netwerken die Israël’s narratief actief promoten en politici proberen te winnen. In het Europees Parlement bijvoorbeeld wordt fel gelobbyd om pro-Palestijnse geluiden te temperen – Europarlementariërs die kritiek hebben op Israël worden openlijk verguisd of zelfs persona non grata verklaard in Tel Aviv, zonder dat de EU terugslaat. Organisaties als de “European Friends of Israel”, denktanks en NGO’s beïnvloeden het discours achter de schermen. Journalisten die kritisch berichten, lopen kans op beschuldigingen van vooringenomenheid. Kortom, Israël heeft in West-Europa een invloedsnetwerk uitgebouwd dat nauwelijks zijn gelijke kent onder andere landen. Dit maakt het voor burgers moeilijk te doorzien waarom hun leiders keer op keer buigen. Is het louter schuldgevoel? Is het strategische afhankelijkheid (wapenhandel, inlichtingenuitwisseling)? Of soms zelfs financiële en politieke belangen – donaties, beloftes van prestigieuze baantjes na de politiek?

Wat de reden ook zij, radicale transparantie dringt zich op. Europese rechtse partijen die vaak terecht bezorgd zijn voor buitenlandse beïnvloeding door islamitische organisaties of EU-ambtenarij, zouden de moed moeten hebben om te kijken naar alle buitenlandse invloed – inclusief die uit de VS of Israël – op onze democratieën. Een pleidooi voor openheid: laat politici publiek maken welke reizen, giften of diensten zij ontvangen van buitenlandse staten of lobby’s. Waarom zou het verdacht zijn dat een NGO steun krijgt uit bijvoorbeeld de Golfstaten, maar accepteren we zwijgend dat parlementariërs zich laten fêteren door pro-Israëlische stichtingen? Wie zelf soevereiniteit claimt, moet ook soeverein durven denken. Dat betekent: eigen standpunten bepalen op basis van eigen belangen en waarden, niet ingegeven door welke groepsdruk dan ook.

 

Mythen en realiteiten over Israël

Ten slotte is het nuttig om enkele mythen te ontrafelen die vooral rechts-nationalistische mensen in Europa ertoe brengen Israël kritiekloos te idealiseren. Een van die mythen is dat Israël een soort etnisch-culturele eenheid belichaamt – een volk dat “terugkeerde” naar het land van zijn voorvaderen. In werkelijkheid is de Israëlische bevolking uiterst heterogeen en grotendeels een migratieproduct. De Joodse Israëli’s zijn afkomstig uit vijf continenten: asjkenazische Joden uit Europa (Russisch, Pools, Duits, Nederlands…), sefardische en Mizrachi-Joden uit de Arabische en islamitische wereld (Marokko, Irak, Iran, Jemen…), Ethiopische Joden uit Afrika, en ga zo maar door. Velen hebben weinig genetische of culturele band met het oude Israël van bijbelse tijden – hun voorouders bekeerden zich eeuwen later tot het Jodendom of vermengden zich met lokale volkeren. Historici zoals Shlomo Sand hebben uitvoerig betoogd dat het concept van een eenduidig Joods volk dat sinds de Romeinse tijd in ballingschap was en nu “terugkeert”, grotendeels een nationale mythe is. Joden in bijvoorbeeld Polen of Jemen deelden voor de 20e eeuw geen gemeenschappelijke taal, cultuur of etniciteit – behalve hun religie. De staat Israël is dus niet zozeer een natuurlijke natie-staat als wel een nieuw-gecreëerde smeltkroes, gesmeed door ideologie (het zionisme) en gedreven door migratiegolven. Dit hoeft op zich geen bezwaar te zijn – de meeste moderne naties zijn mengvormen – maar het ondergraaft de vaak gehoorde claim dat Israël exclusief toekomt aan één homogeen “Joods volk” met een eeuwenoud aanspraak op dat lapje grond.

Stel jezelf de vraag: zouden wij het denkbaar vinden dat ergens in Europa een nieuwe staat gesticht wordt op basis van religie of etniciteit, waarbij een populatie van overal ter wereld bijeen wordt gebracht om daar een eigen exclusieve entiteit te vormen, ten koste van de bestaande bevolking? Het antwoord is duidelijk: neen. Als morgen een beweging van wereldwijd de islamitische diaspora zou besluiten dat bijvoorbeeld Andalusië “het heilige land van de Omajjaden” is en daar een islamitische staat uitroept, zou dat absurd en onaanvaardbaar zijn voor ons. Toch is precies dat – een religieus-etnische kolonie stichten – wat bij Israël is gebeurd onder de vlag van zionisme. Het Westen heeft dit gefaciliteerd en nadien gesteund, ingegeven door historische omstandigheden en schuld, ja, maar feitelijk komt het neer op een kolonisatieproject midden 20e eeuw, in een tijd dat kolonialisme elders juist werd ontmanteld. Deze inconsequentie is onze achilleshiel.

Europese conservatieven die fier zijn op de eigen cultuur en verleden, moeten zich afvragen waarom een dergelijk experiment aan de andere kant van de Middellandse Zee kritiekloos verdedigd wordt. Uiteraard gunnen we het Joodse volk veiligheid en zelfbeschikking na de verschrikkingen van de Holocaust. Maar moet dat impliceren dat we onze ogen sluiten voor de prijs die een ander volk – de Palestijnen – daarvoor betaalt? Waar blijft ons principe van gelijkheid voor de wet? Het is toch precies de kern van conservatieve rechtsstaatgedachte dat je dezelfde maatstaven voor iedereen aanlegt, ongeacht afkomst of geloof. In het geval van Israël echter lijkt er een ongeschreven regel: voor hen gelden andere normen, omdat… ja, waarom eigenlijk? Omdat men zich identificeert met hun Westers imago? Omdat men de moslimwereld wantrouwt en Israël ziet als het “voorpost van beschaving”? Dat laatste argument horen we vaak resonereren bij rechtse opiniemakers: Israël als dappere outpost van het Westen te midden van een vijandige islamitische zee. Dit wereldbeeld echter simplificeert de realiteit. Het wekt bovendien weinig begrip bij de rest van de wereld, inclusief grote civilisaties als India, China, of de hele islamitische wereld, die die Westerse zelfrechtvaardiging hypocriet vinden.

 

Conclusie

Conservatieve en nationalistische krachten in Vlaanderen en Nederland staan op een kruispunt. Blijven ze gevangen in een oude Koude Oorlog-reflex, waarbij elke vijand van Israël automatisch als vijand van “het vrije Westen” wordt gezien? Of durven ze een nieuwe, eigen koers uit te zetten die zowel trouw is aan onze Westerse waarden van orde en recht, als realistisch rekening houdt met Europa’s plek in een multipolaire wereld? Dit opiniestuk betoogt dat het volgen van Israël’s oorlogspad tegen Iran een doodlopende weg is – contraproductief voor onze veiligheid, strijdig met onze belangen en onverenigbaar met onze eigen morele principes. In plaats daarvan moet continentaal Europa leren denken als een geopolitieke speler op zichzelf: vasthouden aan stabiliteit en vrede in de buurlanden, consequent opkomen voor internationaal recht, en zich bevrijden uit de wurggreep van andermans conflictagenda’s.

Laat Feniks’ boodschap tot de rechterzijde zijn: herbron uw patriottisme, richt het op Europa’s eigen toekomst. Onze gemeenschappen worden niet beschermd door nog meer oorlogen te faciliteren in verre oorden; ze worden beschermd door wijsheid, zelfcontrole en het bewaken van échte eigen belangen. Een sterk Europa laat zich niet meesleuren in de oorlogsdromen van buitenlandse mogendheden, maar kiest zijn eigen pad van vrede door kracht. En een authentiek conservatisme durft onpopulaire waarheden uit te spreken: ja, ook ten aanzien van Israël, waar het verkeerd bezig is. Zoals een echte vriend een vriend soms moet terechtwijzen, zo moeten wij het Israëlische nationalisme temperen waar het ontspoort – niet uit vijandigheid, maar uit zorg voor hogere waarden en ieders toekomst.

De feniks herrijst uit zijn as door de waarheid onder ogen te zien en het oude los te laten. Laten we hopen dat ook de Vlaamse en Nederlandse rechterzijde, in dit dossier, bereid is te herbronnen en uit de as van misplaatste vanzelfsprekendheden te herrijzen met een visie die Europa werkelijk dient.

 

 

Bronnen
Huntington, S. P. (1996). The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. New York: Simon & Schuster.

Mackinder, H. J. (1904). The Geographical Pivot of History. The Geographical Journal, 23(4), 421–437.

Pappé, I. (2006). The Ethnic Cleansing of Palestine. Oxford: Oneworld.

Sand, S. (2009). The Invention of the Jewish People. London: Verso.

Schmitt, C. (2015). Land and Sea: A World-Historical Meditation (S. G. Zeitlin, Trans.). East Lansing, MI: Telos Press. (Original work published 1942)
Feniks (2023). Essays tegen het narratief van het globalisme.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.